top of page

Passie voor kunst

Conclusies van de bachelorscriptie Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam van van Koos de Wilt (2003). De basis van het boek Passie voor kunst en de televisieserie Liefhebbers.

 

Gesprekken over kunst

Het ligt voor de hand ‘mensen die ervoor doorgeleerd hebben’ – dus o.a. de kunstcritici, de cultuurwetenschappers en de kunstenaars – te vragen naar hun kunstsmaak. Dat is niet het oogmerk geweest van deze scriptie. Eerder heb ik geprobeerd een verkenning te doen naar hoe er in de breedte gedacht wordt over kunst door liefhebbers. Daarvoor heb ik vijftig prominente Nederlanders geïnterviewd die actief zijn in de politiek, wetenschap, media, het bedrijfsleven en ook in het cultuurmanagement, de cultuurcommercie en de kunstpraktijk. Met deze interviews heb ik geprobeerd te achterhalen wat deze culturele, economische, politieke en intellectuele elite heeft met kunst, hoe het deze mensen beïnvloedt en inspireert in de dingen die ze doen. Waarom houdt iemand van moderne kunst en waarom van oude meesters? In hoeverre heeft men het van huis uit meegekregen en in hoeverre is het iets van henzelf? In hoeverre speelt kunst in het dagelijks leven een rol en in hoeverre kan het als metafoor dienen voor de drama’s en vreugdes van het leven. Ik was er benieuwd naar in hoeverre kunst te relateren was met de opleiding die iemand heeft gehad en in welk milieu men is opgegroeid. Ook vond ik het interessant erachter te komen in hoeverre mensen zich bewust zijn van het feit dat de smaak mede bepaald wordt door de sociale achtergrond. In hoeverre is kunst voor sommigen een manier om zich te onderscheiden van anderen, terwijl het voor anderen juist een manier om in contact te komen met mensen die op een andere manier is tegen het leven aankijken. Interessant vond ik het na te gaan in hoeverre smaak in relatie kan worden gebracht met de context van het werk: is de belangstelling voor oude meesters voorbehouden aan captains of industry en avant-garde kunst aan mensen die actief zijn in een culturele setting? Is oude kunst iets voor de economische elite en avant-garde voor intellectuelen? In hoeverre is kunst een manier van ontsnappen aan de dagelijkse sleur? Is het een vorm van ontspanning of is het meer een opgave die mensen zich stellen ter verheffing van zichzelf of van het volk?

 

Misschien het belangrijkste wat ik wilde achterhalen was de passie die mensen hebben om te doen wat ze doen.

 

Misschien het belangrijkste wat ik wilde achterhalen was de passie die mensen hebben om te doen wat ze doen. Waarom gaan sommige mensen verder dan anderen? Zonder te verwachten het ultieme antwoord te vinden, heb ik geprobeerd om met de metafoor van de kunst de drijfveren te achterhalen; dus uit te vinden wat mensen beweegt. Kunst laat vaak iets laten zien van de binnenkant, van dingen die mensen niet helemaal van zichzelf begrijpen, die niet helemaal tastbaar zijn te maken of onder woorden te brengen zijn. Kunst zou in deze gedachtegang te maken hebben met niet alleen de vrolijke, plezierige kanten van het leven, maar juist ook met het leven als geheel: met de dingen die pijn doen, moeilijk zijn, niet te begrijpen, met ontroerende zaken en ook met vrolijke zaken. Kunst dus niet alleen als vorm van entertainment, maar ook als betekenisverlener en als emotionele katalysator. 

 

Kortom, ik heb een relatie willen leggen tussen de smaak en waardering met betrekking tot beeldende kunst en de drijfveren en passies van mensen die succesvol zijn gebleken op hun terrein. In deze scriptie heb ik geprobeerd hiervoor een theoretische inbedding te vinden. Ik heb daarbij niet de pretentie een kwantitatief en kwalitatief sluitend onderzoek te hebben gedaan, meer eerder een kwalitatieve verkenning. 

Ik heb een relatie willen leggen tussen de smaak en waardering met betrekking tot beeldende kunst en de drijfveren en passies van mensen die succesvol zijn gebleken op hun terrein.

‘Liefhebbers van de Schilderkonst’

Aan het begin van de zestiende eeuw beschrijft Baldassare Castiglione in Il Cortegiano dat een hoveling verstand moet hebben van kunst en daarover kunnen praten. Was in die tijd deze kennis van de kunst nog voorbehouden aan de leisure class, een eeuw later had deze kennis zich verbreid. Ook in onze Hollandse zeventiende eeuw drong dit door en resulteerde in een groeiend publiek dat in kunst en kunstenaars geïnteresseerd was: ‘Liefhebbers van de Schilderkonst’ werden ze genoemd. Het ging deze konstliefhebbers niet zozeer om het iconologische, maar meer om de feilloze wijze waarop de details zijn uitgewerkt, om de stalen van meesterschap.

 

In onze huidige tijd converseren mensen nog steeds graag over kunst. Kunstcritici en -historici hebben er zelfs hun werk van gemaakt. Ik heb ruim vijftig gesprekken gehad met kunstliefhebbers, waar regelmatig sprake is van een hobby die werk is geworden. Conclusie is dat de smaak veel breder en gefragmentariseerd geworden. Niet alleen hebben sommige liefhebbers een voorkeur voor oude meesters en andere voor moderne kunst, maar het is ook vooral het verschil van wat mensen voor inspiratie uit kunst halen.

Ik heb ruim vijftig gesprekken gehad met kunstliefhebbers, waar regelmatig sprake is van een hobby die werk is geworden.

In het eerste hoofdstuk heb ik beschreven hoe de mentaliteit van de Verlichting en aansluitend de Romantiek de huidige manier van om naar kunst kijken en waarderen hebben bepaald. Daarna ben ik ingegaan hoe in de negentiende eeuw het modernisme is opgekomen in het zich industrialiserende en verburgerlijkte Parijs, het culturele centrum van de westerse wereld, en wat voor invloed dat heeft gehad op de kunstperceptie. In de negentiende eeuw komen de bohémien, de flaneur en een kunstcircuit buiten het officiële Salon en Academie op die meebepaalden hoe er naar kunst werd gekeken. Ook Nederland was in de negentiende eeuw cultureel beïnvloed door de opkomst van het modernistische gedachtegoed in Frankrijk. Het modernisme ziet de geschiedenis als een samenhangend geheel waarin we ons lot rationeel konden plannen. Met het modernisme ideologiseerde de politiek en totaliseerde de kunsten en ‘alles’ leek kunst te kunnen zijn. Ook trad er een esthetische autonomie op en in de avant-garde de stroming van l’art pour l’art. De kunst verabsoluteerde, het ging zich richten op zichzelf en het werd anti-bourgeoise. Rond de Eerste Wereldoorlog vond er een acceleratie plaats van enerzijds een mentaliteit die als optimistisch en positivistisch kan worden gekenschetst en anderzijds één die meer decadent en romantisch kan worden genoemd. Het is de tijd dat de vele “ismen” ontstaan in de wereld van de westerse kunst. De Tweede Wereldoorlog heeft alles wat ervoor gemaakt en bedacht is, explosief gemaakt. Er was enerzijds een einde gekomen aan veel geloof en idealen, maar anderzijds ook veel nieuw elan gekomen om juist opnieuw te beginnen. Het culturele centrum verplaatste van Parijs naar New York, waar het aanvankelijk voortbouwde op de Parijse mentaliteit van de bohémien, maar uiteindelijk belandde in de wereld waar hoge en lage cultuur een nieuwe verbinding kregen. Beeldende kunststromingen, -uitingen en -concepten volgden elkaar in razendsnel tempo op wat uiteindelijk vanaf de jaren zestig leidde tot het einde van het modernisme. Vanaf die tijd zouden we zijn aanbeland in een postmoderne tijd. Postmodernisme gaat over de erosie van ideologieën en waarderelativisme in een tijd waarin het vooruitgangsgeloof een flinke deuk had opgelopen. Verschillende oorzaken, waaronder de democratische consumptiemaatschappij (massacultuur), dekolonialisering, een opkomende globalisering, mechanisering (computerisering, audiovisuele media) en feminisme brachten in het westerse denken een paradigmaverschuiving voort. Postmoderne denkers zijn zich zeer bewust geworden van de beperkingen van het menselijk kenvermogen. De absolute waarheid is volgens postmodernisten niet voor de mens weggelegd en niemand zou in staat zijn voor eens en voor altijd uit te drukken hoe alles er eigenlijk of in wezen uitziet. De mens noch de wereld is alleen maar redelijk en met het verstand te doorgronden. Alles wat we zeggen is subjectief en afhankelijk van persoonlijkheid en persoonlijke omstandigheden. Het ligt voor de hand dat het modernisme, de avant-gardekunst en de opkomst van het postmoderne gedachtegoed uiteindelijk zouden leiden tot een brede waaier van mogelijkheden om als toeschouwer naar kunst te kijken.

 

Het ligt voor de hand dat het modernisme, de avant-gardekunst en de opkomst van het postmoderne gedachtegoed uiteindelijk zouden leiden tot een brede waaier van mogelijkheden om als toeschouwer naar kunst te kijken.

Versplintering smaak

In hoofdstuk 3 geef ik een aantal redenen waarom de kunstwaardering zich zo heeft kunnen versplinteren en waardoor niemand meer het alleenrecht lijkt te hebben om te bepalen wat kunst is. Er geldt geen canon meer: het is niet meer een hof, een kerk of een koning die kan bepalen wat de juiste smaak is. Het is ook niet meer de westerse wereld die boven aan de ladder van de beschaving staat en dus bepaalt wat ‘mooi’ of wat de goede smaak is en het is al lang niet meer zo dat de zogenaamd betere klasse met haar verfijnde smaak kan voorleggen wat mooi, interessant en relevant is. De postmodernistische mentaliteit heeft ons ontvankelijk gemaakt voor andere uitingen waarbij hoge en lage cultuur in elkaar verstrengeld raakten. De massacultuur en de smaak van het volk hebben zich vervlochten in de kunstbeoefening en de -beschouwing.

 

Pierre Bourdieu

In hoofdstuk 4 heb ik uitgelegd welke rol de socioloog Pierre Bourdieu heeft gespeeld bij een nieuwe zienswijze op smaak. Wie was Bourdieu, wat is zijn plaats in het denken over kunst, wat heeft hij geschreven  over smaak en wat valt er af te dingen op zijn werk? Bourdieu heeft zich in de jaren zestig en zeventig intensief beziggehouden met onderzoek naar het kunstconsumptie van de Franse elite. Hij probeerde daarbij te achterhalen hoe smaak aan de zijde van het kunstpubliek tot stand komt en welke functie het heeft in het maatschappelijke en sociale veld. Hij zag smaak als iets dat voornamelijk onbewust wordt aangeleerd en gekoppeld aan de positie binnen de sociale context. Verder zag hij smaak en de daaruit vloeiende specifieke levensstijl als een symbolische markering van de positie die men inneemt binnen de sociale ruimte. Smaak en levensstijl kunnen voor distinctie zorgen. Bourdieu zag smaak vooral vanuit het perspectief van de rol die kunst en kunstsmaak speelt in het sociale (machts)veld.

Bourdieu zag smaak als iets dat voornamelijk onbewust wordt aangeleerd en gekoppeld aan de positie binnen de sociale context. Verder zag hij smaak en de daaruit vloeiende specifieke levensstijl als een symbolische markering van de positie die men inneemt binnen de sociale ruimte.

Verschillende aanvliegroutes

In hoofdstuk 5 heb ik geprobeerd te achterhalen wat de verschillende "aanvliegroutes" zijn van de mensen die ik geïnterviewd heb als het gaat om hun kunstsmaak. Deze kan gebaseerd zijn op modernistische ideeën over kunst, ze kunnen postmodernistisch zijn en kunnen een belerende, opvoedkundige, verheffende of juist romantische, esthetische of gevoelsmatige achtergrond hebben. In dit hoofdstuk heb ik gepoogd de eerder behandelde zienswijzen op kunst te vergelijken met de interviews die ik heb afgenomen bij de culturele, economische, intellectuele en politieke elite. Wat beweegt mensen in het houden van beeldende kunst, hoe verklaren ze dat zelf en hoe kun je dat verklaren vanuit een verlichtings-, romantisch, modernistisch, postmodernistisch of Bourdieuiaanse optiek.

 

De politici die ik geïnterviewd heb, zijn allemaal te positioneren ter linkerzijde. Allemaal hebben ze het meest met letters, maar ze hebben ook belangstelling voor beeldende kunst. Kunst moet je leren en het zorgt voor beschaving, zeggen deze geïnterviewden. Daarmee lijkt een verlicht maakbaarheidsgeloof te worden bedoeld. Politici doen het voorkomen te geloven in hun ideologieën en lijken daarmee minder mee te willen gaan in het relativisme van de postmoderne denkers. De overheid heeft een rol bij het laten ontstaan van een culturele omgeving. Bij allen is ook het verhaal belangrijk, de betekenis van de afbeelding, dus niet alleen de schoonheid, maar ook de inhoudelijke betekenis. Dit anders dan bij de zeventiende-eeuwse konstliefhebber. Kunst communiceert, het zegt iets over wie iemand is en waar een gemeenschap voor staat. Ook de passie waarmee de kunstwerken gemaakt zijn, spreekt de politici aan. Een romantische belangstelling, een troostende of gepassioneerde kunstwaardering spreekt ook uit de interviews. Meer dan uit de Franse literatuur, waar Bourdieu een voorbeeld van is, wordt bij de geïnterviewde politici een meer geëgaliseerde samenleving ervaren in Nederland waar iedereen – met een inspanning van de overheid – smaak kan verwerven. Alleen is dat niet altijd gelukt, zo wordt geconstateerd.

 

Kunst wordt vaak aangekocht om mee te pronken, om aan te geven dat mensen niet van de straat zijn. Ook is kunst simpelweg een aanvullende vorm van beleggen. Ideeën van Bourdieu vinden hier hun praktijkvoorbeelden.

De vooral niet-bètawetenschappers die ik heb geïnterviewd zeggen zonder uitzondering dat woordkunst meer hun favoriete vorm van kunst is dan beeldende kunst. Dat lijkt voor de hand te liggen, gezien hun meer analytische dagelijkse bezigheden. Ze hebben meestal een belangstelling voor het ‘mooie’, het esthetische en willen vaak ook begrijpen waarom ze dat mooi vinden: het onderzoekende spreekt hieruit. Ook het sociale aspect is vaak onderwerp van gesprek: wat zegt kunst over hoe mensen zijn en hoe ze met elkaar omgaan? Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de geïnterviewden vooral menswetenschappers zijn. Ook wordt het mystieke van kunst en de bewondering voor het ambachtelijke uitgesproken door de wetenschappers, het handwerk. Hier ligt wellicht de link tussen wetenschap en kunst waar het niet zomaar opborrelende gedachten optekent, maar meer doordachte vondsten. Opvallend is bij de gesproken wetenschappers de sceptische houding ten opzichte van moderne kunst (nogmaals: dat kan liggen aan de selectie). Hieruit spreekt een Bourdiaanse scepsis van de wetenschappers over de manieren waarmee de culturele elite zich wenst te onderscheiden. Een paar keer wordt het vermoeden uitgesproken dat er meer sprake is van afspraken die gemaakt zijn in de wereld van de kunst en dat het vaak de bekende nieuwe kleren van de keizer zijn. De wetenschappers zijn niet te kenschetsen als avant-gardistische denkers, maar eerder die hun werk en de manier waarop ze van kunst houden willen zien in een traditie waarbij er niet perse afscheid genomen wordt van het verleden: integendeel zelfs! 

 

De mensen uit de media die ik heb geïnterviewd, hebben het vaak over hedendaagse kunstuitingen, hoe kunst communiceert en wat het te maken heeft met de werkelijkheid waarin we leven. De kranten- en tijdschriftjournalisten, de reclamemensen en televisiemensen houden van kunst waar het speelt met de werkelijkheid en zoekt naar nieuwe betekenissen. Juist het niet tastbare, het niet te begrijpen, spreekt deze mensen aan die bezig zijn om de werkelijkheid juist wel in te begrijpen termen te communiceren. Hoge en lage cultuur liggen dichtbij elkaar voor de geïnterviewde mediamensen. Ze werken niet in een ivoren toren, maar moeten dagelijks contact maken met hun publiek. Kunst en cultuur is volgens een aantal niet iets dat er zomaar is. Kunst is een leerproces, je ontwikkelt je daarin. Ten slotte komt bij deze mediamensen ook de schoonheid, het genieten en de troost regelmatig ter sprake.

Ondernemers zijn vaak gefascineerd door de drive, het doorzettingsvermogen die kunstenaars uit zichzelf halen en de nieuwe wegen die ze durven te gaan. Succes ontstaat niet door dingen hetzelfde te doen als anderen, maar juist door nieuwe combinaties te maken, zo vinden de ondernemers.

De ondernemers die ik heb geïnterviewd kopen allemaal kunst en zijn soms echte verzamelaars. Dat is waarschijnlijk ook de reden geweest mee te werken aan het interview. De oudere ondernemers hebben vaak een romantische smaak, waarbij zaken als emotie, het mysterieuze, het niet grijpbare en het nostalgische ter sprake komt. Anders dan de mediamensen wordt minder de confrontatie gezocht tussen hoge en lage cultuur en eerder wordt er een poging gedaan zich de culturele canon eigen te maken, te leren van de traditie. Filosofische vraagstukken over het wezen en het waarom van de tijd waarin we leven lijken minder te spelen, eerder lijkt er een interesse te zijn dát deze processen er zijn en hoe je daar op kan reageren als ondernemer. Ondernemers zijn vaak gefascineerd door de drive, het doorzettingsvermogen die kunstenaars uit zichzelf halen en de nieuwe wegen die ze durven te gaan. Succes ontstaat niet door dingen hetzelfde te doen als anderen, maar juist door nieuwe combinaties te maken, zo vinden de ondernemers. Het grote verschil tussen ondernemers en kunstenaars is de marktoriëntatie, vinden de mensen uit het bedrijfsleven. Ze hebben de neiging kunstenaars als te ver verwijderd te zien van de werkelijkheid. Vandaar ook de ambivalente houding ten opzichte van moderne kunst. Dus enerzijds is er de belangstelling voor het andere en anderzijds de realiteitszin dat er ‘ook nog wat verkocht moet worden’. Kunst is iets anders dan alleen mooi, zeggen de geïnterviewden ook vaak. Industrieën maken mooie dingen, kunstenaars geven er iets extra’s aan en geven identiteit aan mensen, aan een bedrijf, een merk of een interieur. Kunstsmaak is er voor de geïnterviewden niet zomaar, maar dat moet je leren, daarin moet je je ontwikkelen en daar moet je je best voor doen. Kunst verschaft ook de nodige emotie, genot, intellectuele uitdaging en gezelligheid die welkom is na het rationele werk. In kunst zien ondernemers vaak een ontwikkeling die je als ondernemer ook vaak in gaat into the great wide open. Ik heb de neiging de belangstelling voor vooral oude kunst van ondernemers te koppelen aan Bourdieu’s theorieën waarbij kunst iets is wat is aangeleerd en wordt doorgegeven en dat de ondernemers een distinctiefunctie geeft.

 

Ik heb vier mensen gesproken die commercieel met kunst omgaan die allemaal een kritische blik op het kunstpubliek hebben. Er zit veel omheen dat niet met de kunst zelf te maken heeft. Zo vinden de geïnterviewden dat kunstwerken en de ambiance eromheen soms een beetje nep zijn, een theater. Ook zijn ze soms kritisch over de motieven van klanten met betrekking tot de redenen van aankoop en de echte of zogenaamde smaak van het kunstpubliek. Kunst wordt vaak aangekocht om mee te pronken, om aan te geven dat mensen niet van de straat zijn. Ook is kunst simpelweg een aanvullende vorm van beleggen. Ideeën van Bourdieu vinden hier hun praktijkvoorbeelden. Naast kunst als een chique manier om mee te pronken, wordt kunst door de klanten van geïnterviewden ook gezien als een manier om te ontsnappen aan de dagelijkse beslommeringen. De geïnterviewden zelf zien kunst als werkgebied vooral als manier om van hun hobby hun werk te maken.

Femke Halsema: ‘Het is heel diep verankerd in onze samenleving dat je van een dubbeltje een kwartje moet kunnen worden en dat je mensen maximale kansen op de arbeidsmarkt moet geven, maar dat doen we alleen op sociaal-economisch gebied, niet op cultureel terrein.’

Bij de cultuurmanagers die ik heb geïnterviewd, gaat het sterk om zaken als de historische component, het bildungsaspect en het feit dat kunst identiteit geeft aan mensen, een cultuur en aan het leven. Ook de emotionele, melancholieke en mystieke kant van kunstbeleving komen aan bod. Ten slotte is het  vakmanschap, het kunnen van de kunstenaar dat bewondering wekt.

 

De geïnterviewde kunstenaars zijn allen gefascineerd in de andere werkelijkheid die kunstwerken creëren. Het is een wereld die verder gaat dan het pleasen van een publiek. Het is ook een wereld die niet volledig in rationele termen te duiden is, maar niet minder reëel is. Het is een bovennatuurlijke wereld met soms demonische, soms mystieke of religieuze eigenschappen. De geïnterviewden spreken hun waardering uit voor het vakmanschap van de kunstenaars.

 

De belangstelling voor kunst is – voor zover ik er naar gevraagd heb in de interviews – iets dat vaak van huis uit is meegegeven, iets dat is aangeleerd binnen de sociale context van waaruit ze voortkomen. Femke Halsema haalt Bourdieu aan waar hij de waardering voor Bach afhankelijk maakt van opleiding. Halsema verwoordt naar mijn mening goed hoe de Nederlandse situatie is: ‘Het is heel diep verankerd in onze samenleving dat je van een dubbeltje een kwartje moet kunnen worden en dat je mensen maximale kansen op de arbeidsmarkt moet geven, maar dat doen we alleen op sociaal-economisch gebied, niet op cultureel terrein.’

cover_UTETAYKWAB.webp

TV-SERIE ‘LIEFHEBBERS’

In vervolg op het boek Passie vaoor kunst maakte ik samen met regisseur Hans Pool de serie Liefhebbers voor de AVRO. In het programma steeds twee prominente Nederlanders die zichzelf blootgaven aan de hand van hun kunstsmaak. Zie hier een aflevering.

Unknown_edited.png

PASSIE VOOR KUNST

31 PROMINENTE NEDERLANDERS OVER HUN KUNSTSMAAK

Voor het boek ‘Passie voor kunst’ en het AVRO-televisieprogramma ‘Liefhebbers’ interviewde Koos de Wilt prominente Nederlanders uit de wetenschap, politiek, het bedrijfsleven over de kunst.

bottom of page