top of page
DSC05735.JPG
DSC05725 2.JPG
DSC05731.JPG
DSC05677.JPG
DSC05695.JPG
IMG_1292.jpeg
DSC05727.JPG
Interieur+zw-w.jpg
Schermafbeelding 2022-06-04 om 08.00.32.png
cover_UKAZGZQUQ.png

Kunst en handel volgens galerist, verzamelaar en fotograaf Paul Andriesse 

‘In kunst moet een angel zitten’ 

 

Hij is weinig in de galerie op de gracht, veel vaker thuis aan de rand van de Amsterdamse Zuidas. Daar ontvangt hij museummensen en verzamelaars tussen de kunst en voorwerpen uit verschillende windhoeken die hij als een Wunderkammer om zich heen heeft verzameld.

 

Tekst en beeld van Koos de Wilt voor COLLECT

Fotografe Cuny Janssen heeft koffie gezet en krentenbrood gesmeerd en gaat voor naar de woonkamer waar de soundtrack van Eternity and a Day van Eleni Karaindrou luid uit de speakers klinkt. Cuny is zelf bekend van haar kinderportretten en landschappen, van de boeken ervan en de exposities in Nederland en ver erbuiten. Ze is ook echtgenote van Paul Andriesse (1955) en moeder van twee jonge dochters die ze samen hebben. Twee andere zonen van Andriesse zijn al lang het huis uit. Hier thuis, met wijds uitzicht op de Zuidas, ontvangt de galerist, fotograaf en verzamelaar Andriesse tegenwoordig graag museummensen en collega’s uit binnen- en buitenland. Cuny en Paul leven tussen de kunst, zonder dat ze er de hele dag naar hoeven te kijken. ‘Af en toen een blik’, zegt de verzamelaar Andriesse. ‘Mijn broer Erik zei dat je binnen een seconde een schilderij kunt opnemen. Literatuur en concerten kostten veel meer tijd, met schilderijen gaat het sneller.’

 

‘Een kunstenaar moet geen loonslaaf worden van een galerie.’

Vanaf de jaren tachtig had Paul Andriesse een galerie op de Prinsengracht, randje Jordaan met uitzicht op de Westerkerk. Daar is hij onder eigen naam begonnen met kunst van René Daniëls, Marlene Dumas, Erik Andriesse en met de erfenis van galerie Helen van der Meij, die in de jaren zeventig onder andere Sigmar Polke, Markus Lüpertz en Anselm Kiefer toonde. Sinds een jaar of zeven deelt hij een galerie schuin aan de overkant, op de Leliegracht met Zsa-Zsa Eyck en waar ook een van hun zonen werkt, Dennis. Er is veel veranderd in de wereld van kunst, vertelt Andriesse in zijn Amsterdamse appartement tussen het Amstelpark en de Amsterdamse Zuidas. ‘De galerie zoals ik die kende, bestaat niet meer. Niet alleen waren galeries plekken van ontmoeting, waar cultuur ontstond, ze waren ook meer geëngageerd, meer geïnformeerd en gemotiveerd. Daar hoorde iemand bij die je een galerist noemt, dus niet een dealer, zoals de Amerikanen zeggen. Nu is de kunstwereld geïndustrialiseerd waarbij kunst vooral een speelbal is van geld. Op een gegeven moment zijn de kunstenaars op de Rijksakademie gaan leren hoe ze zichzelf moeten verkopen. Je moet nu iets maken dat verkoopt, meer niet. Kunstenaars maken iets op herkenbaarheid, als een brand of een stijl, daar zijn Amerikaanse galeries op gefocust. Veel kunstenaars blijven dan staan bij stijl die hen heeft gevonden. Ik vind dat een kunstenaar geen loonslaaf moet worden van een galerie, maar op zoek moet blijven. Ik zoek in het werk van kunstenaars altijd naar dingen waarvan ik nog niet helemaal weet wat het is. Kunstenaars als Stanley Brouwn, Agnes Martin, David Hammons, Cady Noland hebben dat tegendraadse, die wilden nooit meedoen met het systeem. Gelukkig bestaan die kunstenaars ook.’ 

 

“Pimp”

Paul Andriesse is zijn hele werkzame leven al bezig met kunstenaars die dat feitelijk hun hele leven al waren. ‘Marlene Dumas en Keith Edmier maakten als tiener al dingen waar ze later mee door zijn gegaan in hun zoektocht. Mijn broer Erik had al een expositie toen hij twaalf was. Hij wilde altijd al kunstenaar worden, al had hij nog geen idee omschreven wat dat was. Ikzelf maakte plakboeken, van The Outsiders bijvoorbeeld en later met de kunstartikelen van de Robert Hughes uit Time Magazine. Ik maak nog steeds dat soort boeken, nu bijvoorbeeld catalogi of fotoboeken. Ik kocht ook al vroeg kunst, vooral omdat ik wilde uitvinden wat het is, hoe het zich houdt, hoe lang ik het verdraag en hoe lang het mij verdraagt. Ik kocht het niet om er geld mee te maken.’

 

‘Ik zoek in het werk van kunstenaars altijd naar dingen waarvan ik nog niet helemaal weet wat het is.’ 

Andriesse blaast het werk van een galerist het liefst niet op. ‘Als mensen iets bruins willen boven de bank, dan wil ik dat wel verkopen, maar dan moet ik het wel kunnen missen en niet nodig hebben voor tentoonstellingen. Met fotografie is dat wel makkelijker, omdat je die meestal in oplage wordt gemaakt. Marlene schreef ooit dat ze een galeriehouder wilde die zich voordeed als een “pimp”. Zo verkocht ik kunstenaars met wie ik ben gaan werken, zoals René Daniëls en Erik. Gewoon omdat we geld nodig hadden, het was niet waarom we ermee bezig waren. Maar het was fijn dat we rond konden komen. Ik werd de klusjesman, fotograaf, curator en stukjesschrijver en de tussenpersoon, zoals juristen dat noemen.’ Andriesse kijkt uit op de Zuidas waar veel van die juristen werken en waar zich ook veel kunstkopers bevinden. ‘Dat is de wereld waar ik me toe moet verhouden. En ik kan ook omgaan met die mensen. Ik had ook rechten kunnen gaan studeren. Ooit kwam dat uit een test die mijn ouders lieten doen, maar ik wilde liever Zuid-Oost-Aziatische archeologie studeren. Het werd kunstgeschiedenis in Utrecht.’ En hij werd galerist toen dat nog niet zo wijdverspreid was. Andriesse: ‘Kunst werd gekocht door musea, door het Rijk en door artsen en advocaten, zoals die daar in de torens. Advocaten en kunstenaars kunnen net zo intelligent zijn en begrijpen elkaar dan heel goed, vaak zonder dat daar woorden bij te pas komen. Het beeld is intelligent, het spreekt voor zichzelf. Amerikaanse kunstenaars theoretiseren vaak meer over hun werk dan kunstenaars hier. Ze zijn opgeleid aan een universiteit, hier in Europa komen ze meestal van een academie. Schertsend zeg ik wel eens dat Amerikaanse kunstenaars illustraties maken bij hun theorieën en Europese kunstenaars meer onderzoekend zijn in hun werk. Dat is interessanter.’ Maar over kunst praten is altijd ingewikkeld, volgens de kunsthistoricus: ‘De Italiaanse schrijver en uitgever Roberto Calasso schreef over Edgar Degas dat die graag praatte over schilderkunst, maar dat het ook een kwelling was en het resultaat bedroevend.’ Andriesse leest voor uit het boek La folie Baudelaire van Calasso die daarin Degas citeert: “Ik kan naar de beste en duidelijkste woorden zoeken om mijn bedoelingen weer te geven en heb met de intelligentste mensen over de kunst gesproken en ze hebben het niet begrepen. Maar voor mensen die het begrijpen zijn woorden niet nodig. Je doet hmmm, hé, ha en alles is gezegd.” Julian Barnes noemde precies dat in zijn Joost Zwagermanlezing een paar jaar geleden.’ 

 

‘Marlene Dumas schreef eens dat ze een galeriehouder wilde die als een “pimp” was.’ 

Nakomelingschap In zijn werkkamer hangt een rood schilderij van een boom van zijn broer Erik en eentje van schedels, daartussenin een donker schilderij van een opgehangen meisje van Marlene Dumas, een foto van een psychiatrische patiënt in Haïti van W. Eugene Smith, een late staat van een ets van een gevallen toreador van Manet, schilderijen van René Daniëls, een foto van een motormeisje van Danny Lyon en een schilderij van Marlene Dumas van een blanco lap, een wit vlak dat niet ingevuld is. Niet per se makkelijke kost. Andriesse lacht: ‘David Hammons zei eens: de kunstwereld is over educated, and they don’t have enough fun.’

Wat zeggen deze kunstenaars over deze tijd? Andriesse: ‘Om echt hedendaags te zijn moet je afstand nemen, zo schreef de filosoof Giorgio Agamben. De werkelijkheid bestaat alleen maar in het verhaal dat je vertelt over de werkelijkheid. We hebben er verder geen toegang toe, omdat we nooit genoeg informatie hebben om die echt te kennen. Avventura noemde Agamben dat boekje, Avontuur. Duchamp vond dat het aankomt op de posterity, het nageslacht. Er is een intentie bij de kunstenaar en dan is er de realisering van het werk. Daarna is de kunstenaar niet meer verantwoordelijk. Als je het maakt moet je het projecteren op het nageslacht, maar je moet je ook bewust zijn dat je dat eigenlijk niet kunt. De echte betekenis volgt dus pas later, als het goed is.’

 

Techniek beheersen

Waar komt het volgens Andriesse op aan bij goede kunst? Het begint volgens de kunsthistoricus bij het beheersen van je techniek. ‘Thomas Struth was voor hij ging fotograferen eerst schilder en beheerst zijn materiaal. Ik heb Rineke Dijkstra voorgesteld aan Thomas in Düsseldorf en binnen de kortste tijd zaten ze als kinderen op de grond met lenzen. Dat is de techniek, los van de inhoud. Maar ik vind dat een kunstenaar ook de kunstgeschiedenis moet kennen. Als je geen weet hebt van het verleden, heb je geen recht op de toekomst. Verder moet er een angel inzitten, je redt het niet met gevoeligheid alleen. Het moet iets hards hebben, iets dat je wilt veranderen. The worrying note, volgens Arthur Jafa, er moet iets wringen. Of zoals René Daniëls het zei: het moet intrigeren. Iets wat je lichtelijk ontwricht en zoals Lawrence Weiner zei: iets waardoor je je plek onder de zon heroverweegt.’ En om dat te kunnen, heb je kunstenaars nodig die een beetje anders zijn dan anderen, volgens Andriesse als hij een ander boekje van Agamben uit de kast trekt: ‘Mensen worden uitgestoten uit de maatschappij als ze niet conformeren. Dan worden ze buitengesloten, en precies die mensen noemt de filosoof: de heilige mens, Homo sacer. Dat zijn de mensen die vaak kunstenaar zijn en die mij fascineren. De mensen die op de lange termijn iets hebben gezegd over het nu.’ 

 

‘Degas zei al: Je doet hmmm, hé, ha en alles is gezegd.’

Vlak voor het afscheid neemt Andriesse zijn gast nog even mee naar de slaapkamer waar rondom het bed ook overal kunst hangt. Een naakt van Marlene Dumas, een getekend en verknipt woord van James Castle, de outsider kunstenaar uit Idaho, een schilderij van Daan van Golden, een verdubbeld profiel van koningin Victoria en een werk van Helmut Federle. Een nieuwe liefde van Andriesse, alhoewel de kunstenaar al redelijk op leeftijd is. ‘Daar vond ik vroeger niets van, maar moet je eens kijken. Het geel is een soort zwavel, als in de natuur, daar begint het. Zijn werken zijn vaak geometrisch, maar deze is anders. Ik moet bij dit werk denken aan het schilderij van Marlene dat bij het raam hangt, weet je nog, die lap met het lege vlak. Dat is zijn context hier bij mij. Dat aspect moet ik nog breder uitzoeken…’

andriesse eyck galerie

Leliegracht 47

1016 GT Amsterdam

T +31 (0)20 623 623 7

info@andriesse-eyck.com 

COLLECT, juni 2022

 

 

bottom of page