top of page
rembrandt_self-portrait_in_a_cap_1630_c_
map-of-leiden_1600.jpg
IMG_9972.jpeg
Op deze plek stond het geboortehuis van Rembrandt. Hier woonde hij tot 25ste...
IMG_0049.jpeg
Droste-effect. Waar ooit het geboortehuis stond, staat nu nieuwbouw, met achter het raam een oude foto van een historiserend huis dat ervoor stond.
IMG_9981.jpg
2019-03-12 15.16.46.jpeg
De ingang van de Latijnse school. Rembrandts moeder had nauwe contacten binnen de intellectuele elite 
IMG_0034.jpg
De Leidse Pieterskerk is de plek waar de ouders van Rembrandt  zijn begraven.
IMG_0020.jpeg
Het laatste Oordeel van Lucas van Leyden was de Nachtwacht van de 16de eeuw. Iedereen wilde het zien in de Pieterskerk.
In de Pieterskerk zijn de ouders van Rembrandt begraven. 
IMG_0022.jpeg
IMG_0038.jpg
De betekenis van Rembrandts leermeester van Swanenburg is groter dan vaak wordt verondersteld

 

Een wandeling door het Leiden van de jonge Rembrandt van Rijn met curator Oude Kunst van Museum De Lakenhal Christiaan Vogelaar

Het Leiden van de jonge Rembrandt

Tekst & beeld van Koos de Wilt voor Collect

De wandeling begint in Museum De Lakenhal. Tussen de bouwmaterialen wijst de curator oude kunst aan waar op de grijsbruine wanden waar de Jan van Goyen, Rembrandt, Engenrechtsz. en Lievens komen te hangen als het museum weer opengaat in het voorjaar. ‘Het laatste Oordeel’ van Lucas van Leyden krijgt een plek middenin de zaal. In november, zo vertelt Chirstiaan Vogelaar, volgt het sluitstuk van het Rembrandtjaar met de tentoonstelling ‘Jonge Rembrandt 1624-1634’. Deze tentoonstelling wordt georganiseerd in samenwerking met het chique Ashmolean Museum in Oxford. Naast de twee eigen, vroege werken van het museum, ‘Historiestuk met zelfportret van de schilder’ (1626) en ‘Brillenverkoper’ (1624) komen er ongeveer veertig schilderijen, zeventig etsen en tien tekeningen van Rembrandt, Jan Lievens en Rembrandts leermeesters Pieter Lastman en Jacob Isaacsz. van Swanenburg.Vogelaar: ‘Mijn favoriet is Rembrandts ‘Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem’ uit het Rijksmuseum. Een virtuoos werk dat hij hier aan het einde van zijn tijd in Leiden schilderde.’ 

Booming Leiden

Vogelaar neemt de achterzijde van het museum naar buiten. Vanuit de Lammermarkt wandelt hij de Nieuwe Beestenmarkt op en vertelt dat dit deel van Leiden in 1611 is ontwikkeld, in de tijd dat Rembrandt een kleuter was. Vogelaar: ‘Leiden was een industriestad terwijl Amsterdam handelsstad was. Dat hadden de graven van Holland in de dertiende en veertiende eeuw zo geregeld. Die wilden de handel en industrie niet geconcentreerd bij elkaar. De bevolking was in Rembrandts jeugd met een derde toegenomen en hier vond een Wirtschaftswunder plaats nadat de stad ervoor behoorlijk te lijden had gehad tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Rembrandt was een zoon van een molenaar, iemand die dus als ondernemer goed paste in de booming industriestad. Rembrandts vader was een enorme sjacheraar die in allerlei handeltjes zat en daarmee redelijk vermogend was geworden.’ 

‘Rembrandt was een zoon van een molenaar, iemand die dus als ondernemer geheel paste in de booming industriestad.’

 

Vogelaar loopt over de Turfmarkt, langs de Prinsessekade rechts naar het Galgewater, de kade waaraan Rembrandts leerling Gerard Dou ooit woonde. Rechts verderop, over de Rembrandtbrug, staat de molen De Put, een replica van een molen zoals de vader van Rembrandt had aan de Weddesteeg. Daar aan de Rembrandtplaats hangt aan een sociale nieuwbouwcomplex een plakkaat met de tekst dat hier in 1606 het geboortehuis van Rembrandt stond. Vogelaar: ‘In 1915 is het geboortehuis afgebroken, daarna is er een historiserend huisje gekomen om in de jaren zeventig van de twintigste eeuw weer plaats te maken voor deze sociale nieuwbouw. Nu is er een leeg pleintje waar ooit de molen stond. Niet echt een visitekaartje!’ 

Actieve schutters 

De kunsthistoricus loopt verder langs het Noordeinde de Oude Varkensmarkt op richting de Doelengracht. ‘Rembrandts vader was schutter in de tijd dat schutters niet alleen een eliteclubje vormden die met elkaar aten en feestvierden. Als er opstootjes waren, traden zij daadwerkelijk en hard op. Hier aan de Doelengracht woonden de strenge Franciscus Gomarus en de rekkelijke Jacobus Armenius, oprichter van de Remonstrantse gemeenschap. Deze protestante godsdienstgeleerden hadden een theologisch dispuut over predestinatie. Maar deze strijd bleef niet academisch, de hele bevolking bemoeide zich ermee waarbij het ook ging over zaken als de scheiding van staat en kerk. Die onenigheid liep helemaal uit de hand en Prins Maurits moest eraan te pas komen om de orde te houden. Het was een ware burgeroorlog en uiteindelijk kwamen hier de strengen aan de macht die een soort schrikbewind voerden en bij het Gerecht, vlakbij de Latijnse school hun onthoofdingen liet uitvoeren. Dat moet op Rembrandt een enorme indruk hebben gemaakt en is, naar mijn mening, een belangrijke reden geweest dat hij begin jaren dertig naar Amsterdam trok, net als andere kunstenaars en vrijdenkers. Dat was zeker niet alleen omdat hij daar meer geld kon verdienen met portretten schilderen. Toen Rembrandt in Amsterdam kwam waren het ook de Remonstranten die de vroege klanten van Rembrandt zouden zijn. Marten Soolmans bijvoorbeeld, die aanvankelijk aan het Rapenburg woonde voordat hij rijk zou trouwen in Amsterdam met Oopjen Coppit.’

Wat Vogelaar betreft mag de rol van Rembrandts Leidse leermeester Jacob Isaacsz. van Swanenburg wel wat meer worden aangezet.

Vogelaar: ‘Ik denk dat je de Leidse periode van Rembrandt nog een tijdje doorliep in Amsterdam waar hij aan de slag ging met Remonstrantse klanten die hij via zijn zakelijk compagnon Hendrick Uylenburgh had leren kennen en die ook naar Amsterdam waren getrokken om het schrikbewind hier in Leiden te ontvluchten. Rembrandt hield in die eerste Amsterdamse jaren zijn Leidse atelier met leerlingen gewoon aan met Gerard Dou als filiaalhouder. Pas nadat hij met portretten als die van de anatomische les van Nicolaas Tulp en de remonstrantse predikant Johannes Wtenbogaert naam had gemaakt in Amsterdam nam hij definitief afscheid van Leiden.’ 

Vanaf de Doelengracht loopt de curator door de Houtstaat langs het Rijksmuseum voor Oudheden naar de Lokhorststraat, de plek waar nog steeds de Latijnse School staat, een gebouw uit 1599-1600 dat tot in de twintigste eeuw dienst deed als Gymnasium. Vogelaar: ‘Rembrandt heeft de Latijnse school en de universiteit niet afgemaakt, maar ik geloof dat hij daar toch enorm moet zijn gevormd. Dit gebouw had een verbintenis met de universiteit. Rembrandt moet er les hebben gekregen van de beste mensen. Rembrandts moeder kwam uit een bakkersfamilie met een intellectuele belangstelling. Zij moet een rol hebben gespeeld om haar zoon op deze school te krijgen. Rembrandt en Jan Lievens moeten onder intellectuelen hebben bewogen zoals de geleerde Petrus Scriverius en de kunstkenner en secretaris van de stadhouder Constantijn Huygens die Rembrandt zou introduceren aan het hof. Dat was zijn doorbraak.’

De Pieterskerk

Een paar honderd meter verder loopt Vogelaar de laatgotische Pieterskerk in, in de middeleeuwen de hoofdkerk van de stad. Naast beroemde Leidenaren als Jacobus Armenius en Jan Steen zijn in de kerk ook Rembrandts vader en moeder begraven in het familiegraf vlak voor het kansel. Vogelaar loopt naar een kopie van ‘Het laatste Oordeel’ van Lucas van Leyden: ‘Hier hing ooit het origineel. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 werd het schilderij gered door het van de beeldenstormers te kopen en naar het Stadhuis te laten overbrengen.’ Nu hangt het nog in het Rijksmuseum in Amsterdam, maar zodra Museum de Lakenhal klaar is, kan het weer op zijn plek. Vogelaar: ‘Lucas van Leyden behoort net als Picasso en Michelangelo bij de grootsten van de kunstgeschiedenis. Iedereen die in de zestiende eeuw Leiden bezocht kwam zijn laatste oordeel bekijken. Rembrandt moet het werk ongelofelijk precies hebben bestudeerd. Net als zijn stadsgenoot was Rembrandt in de bijbel voortdurend op zoek naar psychologisch beladen momenten.’ 

Als laatste neemt Vogelaar zijn gast mee langs het atelier van Jacob Isaacsz. van Swanenburg op de Langebrug, een paar straten vanaf de Pieterskerk, en een paar huizen verwijderd van het huis waar Jan Steen de laatste jaren van zijn leven doorbracht. Wat Vogelaar betreft mag de rol van Rembrandts Leidse leermeester wel wat meer worden aangezet. Vogelaar: ‘Van Swanenburg had een reis gemaakt naar Italië in de tijd dat Caravaggio zijn triomfen vierden. Bij Van Swanenburg moet Rembrandt hebben kennisgemaakt met Caravaggio’s clair-obscur. Daarnaast moet Rembrandt bij Van Swanenburg ook de grote namen van Michelangelo en Leonardo dat Vinci hebben meegekregen. Rembrandt zelf is nooit naar Italië afgereisd, toch is de invloed heel sterk. En niet voor niks dat Rembrandt zijn voornaam gebruikt, zoals de grote Italianen voor hem. Hier in dit Leidse atelier ontstond de basis van de grote Rembrandt die hij zou worden.’ 

[2019]

bottom of page