De nieuwe Deltacommissaris Peter Glas
‘Het gevaar is altijd dat als het goed gaat, dat het dan stil wordt om je heen’
De Watersnoodramp van 1953 is alweer lang geleden en de dreigende overstromingen en massale evacuatie van 1995 hebben veel mensen ook niet meer scherp op hun netvlies. Toch moeten we meer dan ooit alert blijven. Burgers zijn zich misschien niet allemaal en altijd bewust van de noodzaak ervan, maar in de politiek zag men het kamerbreed in, zo merkte ik toen ik zag hoe de Kamer in 2007 omging met de aanbevelingen van Commissie Veerman. Vanaf het moment dat die commissie aan het werk ging, ben ik er als watergraaf en bestuurslid van de Unie van Waterschappen bij geweest. Sindsdien is de urgentie om over horizonnen te kijken alleen maar toegenomen met de zeespiegelstijging, de zomerse droogte en heftige buien. We zijn ons in dit land bewuster geworden van hoe kwetsbaar onze infrastructuur is, zowel de glasvezel en leidingen onder de grond als de wegen en rivieren erboven.
‘Met koffie en cake de wijk ingaan om te luisteren naar verhalen en vragen te stellen.’
Het gaat niet alleen over meer zaken die geregeld moeten worden, maar ook over veel meer belanghebbenden die daarover iets te zeggen hebben. Waar in het verleden zaken die betrekking hadden met water iets was van ingenieurs, is het veel breder geworden. Ik was ooit de eerste bioloog die kwam te werken bij het waterkundig laboratorium, dat was al een verbreding, nu zien we dat er veel meer vaardigheden nodig zijn, technisch, maar ook bestuurlijk. Dat betekent dat de Deltacommissaris ook veel meer moet zijn dan iemand die verstand heeft van water. Zeker ook nu de burger steeds beter geïnformeerd is, mondiger is geworden en het eigen belang steeds meer probeert te verzilveren. Er is steeds meer emotie bij gekomen, terwijl niet altijd iedereen maximaal tevreden kan worden gesteld en dingen niet altijd vandaag kunnen worden geleverd. We moeten geluiden wel de ruimte geven, zoals we de rivieren de ruimte hebben gegeven. Wim Kuijken heeft laten zien wat je kunt bereiken als je iedereen betrekt: de burger, de lagere overheden, de departementen en alle andere belanghebbenden.
Ik heb als Deltacommissaris een brede taak. Het gaat daarbij niet alleen over dijkversterking, over de aanvoer van zoet water, maar ook over zaken die te maken geven met de ruimtelijke adaptatie, dus over het bebouwde deel van ons land dat beter aangepast moet zijn op klimaatveranderingen. Steeds meer ervaren we de gevolgen ervan in de leefomgeving in het bebouwde deel van ons land, tot in onze eigen buurten en straten. Dat betekent dus dat waterschappen en ook de Deltacommissaris met koffie en cake de wijk in moet gaan om te luisteren naar verhalen en vragen te stellen. Wij zijn de verbindingsofficieren tussen verschillende overheden en burgers, tussen Limburg en Marken en tussen de verschillende opgaven. Wij moeten kaders stellen en daarbinnen zoveel mogelijk partijen met elkaar in gesprek laten gaan. Veel van de opgaven zijn genormeerd, maar daarnaast is er nog veel te kiezen. Door daadwerkelijk met elkaar in gesprek te gaan, en zo vertrouwen op te bouwen, zullen dat ook eerder verstandige keuzes zijn.
Wie is Peter Glas (1956)
Per januari 2019 is Peter Glas, LLM, MSc de nieuwe Deltacommissaris. Glas is al meer dan 35 werkzaam in water. Hij was onder meer werkzaam in verschillende functies bij het Waterloopkundig Laboratorium in Delft (nu Deltares) en bij het Directoraat-Generaal Milieu van het voormalige ministerie van VROM. Vanaf 2003 was hij watergraaf van Waterschap De Dommel. In de periode 2004-2015 was hij daarnaast lid van het bestuur van de Unie van Waterschappen, waarvan de laatste vijf jaar landelijk voorzitter. Ook was hij vanaf 2013 internationaal voorzitter van het OECD Water Governance Initiative. Peter Glas studeerde wis- en natuurwetenschappen en Nederlands recht in Leiden.
Wie is Wim Kuijken?
Wim Kuijken (1952) studeerde algemene economie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en ging in 1979 aan de slag bij de rijksoverheid. Hij was er secretaris-generaal bij ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij het ministerie van Algemene Zaken en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Van 2006 - 2009 was hij voorzitter van het zogeheten SG-overleg tussen de secretarissen-generaal van de diverse ministeries. Op 6 november 2009 werd Wim Kuijken door het kabinet-Balkenende IV benoemd als eerste Regeringscommissaris voor het Deltaprogramma per 1 februari 2010. Tot eind 2018 werkte Kuijken als deltacommissaris. In zijn andere functies is hij onder meer voorzitter van de raad van commissarissen van DNB, voorzitter van de raad van toezicht van Amsterdam UMC en voorzitter van de raad van toezicht bij het Kadaster.
Wim Kuijken, deltacommissaris van 2010-2018
‘We zijn veilig, maar kwetsbaar’
Interview Koos de Wilt voor Waterdragers
Ik ben een paar maanden voor de Watersnoodramp geboren en die ramp was tijdens mijn jeugd meer dan eens een onderwerp van gesprek. Zeker toen de Deltawerken in de jaren erna vorm kregen en heel de wereld kwam kijken naar hoe we het woeste water onder controle hielden. Daarna heeft zich in ons land gelukkig geen ramp van deze omvang voorgedaan en is het uit de gedachte gegaan van veel burgers in Nederland. In 1995 zijn er in de Betuwe wel ruim 200 duizend mensen geëvacueerd omdat de rivierdijken er op doorbreken stonden. Er kwam toen 2,3 miljard beschikbaar voor het programma ‘Ruimte voor de Rivier’. Vervolgens raasde in 2005 de orkaan Katrina over New Orleans en werden in dat jaar ook de inzichten van het Klimaatpanel IPCC van de VN duidelijk. Weer een jaar later ging er een schok door Nederland met Al Gores film ‘An Unconvenient Truth’. Er waren klimaatsceptici die twijfelden of het allemaal een gevolg was van opwarming. Maar de meeste mensen waren ook toen wel wakker geschut. In 2007 is de tweede Deltacommissie door het toenmalige kabinet Balkenende IV benoemd, de Commissie-Veerman, die met een advies kwam echt werk te maken van het leefbaar houden en veiliger maken van ons land, te voorkomen dat het misgaat zoals in 1953 en de zoetwatervoorziening te verbeteren. Het is niet acuut, maar wel urgent, was de boodschap van de commissie. Voorgesteld werd dat er een wet moest komen, een programma, een commissaris en een fonds met 1 miljard per jaar.
‘Op dit moment zijn we in Nederland de enige in de wereld die zo vooruit plant.’
Vertrouwen
Terugdenkend, vind ik het nog steeds heel bijzonder en dat dit advies binnen enkele maanden is overgenomen door kabinet en Tweede Kamer. Het was een bijzonder moment van breed vertrouwen. Eigenlijk was dit besluit een totale paradigmaverandering ten opzichte van de periode die eraan vooraf ging. Door de eeuwen heen lieten we ons altijd eerst verrassen door de elementen en pas daarna kwamen we in actie, zoals de overstroming van 1916 uiteindelijk in 1932 resulteerde in de Afsluitdijk en de ramp van 1953 in de Deltawerken. Sinds de Commissie-Veerman is er veel veranderd in ons denken en zijn we grote stormen en orkanen, overstromingen en droogte echt gaan zien in relatie met de klimaatverandering. Daar is ook steeds meer wetenschappelijk bewijs voor gekomen. Op dit moment zijn we in Nederland de enige in de wereld die zo vooruit plant. Sommige landen, delta’s zijn geïnteresseerd hetzelfde te doen zoals Vietnam en Bangladesh.
Uitgespreid tot 2050 gaat het bij wat wij hier doen aan verhoging van onze waterveiligheid over een investeringsbedrag van zo’n 25 miljard euro, zeg maar een miljard per jaar. Ook de waterschappen investeren elk jaar ongeveer een miljard in beheer en onderhoud. Die grofweg twee miljard voor waterveiligheid is op een bruto binnenlands product van zo’n 800 miljard natuurlijk niet heel veel. We hebben het dan over slechts 0,25 procent als een soort verzekeringspremie. Maar het is natuurlijk wel serieus geld waarbij je de politiek en de burgers steeds opnieuw moet overtuigen met overtuigende voorstellen en plannen. Daarmee brengen we de veiligheid in ons land op een hoger niveau, met voor iedereen een gelijke basisbescherming. Dat is nieuw. De politieke vraag daarbij is wat mij betreft niet zozeer over het bedrag dat we ervoor nodig hebben om dat de realiseren, maar meer de tijd waarin we dat willen doen.
Iets samen doen
Aanvankelijk werd ik als Deltacommissaris door de lagere overheden gezien als iemand van het Rijk, maar ik denk dat iedereen al snel doorhad dat ik er ook voor hun was. Het is een gezamenlijke opgave. Ik heb iedereen vanaf dag 1 betrokken bij de vraag hoe we de plannen en voostellen voor de toekomst moesten vormgeven, van de nieuwe normen voor de dijken tot vraagstukken van ruimtelijke inrichting. De medeoverheden hebben steeds zelf aan de knoppen kunnen zitten. En dat is best spannend, want gemeenten zouden ook zomaar een afwachtende rol hebben kunnen aannemen en mensen bij de rijksoverheid moesten ook echt voelen het samen te doen. Dat punt van gedeeld eigenaarschap hebben we bereikt, maar moet wel telkens herbevestigd worden.
‘Je moet een hoger doel hebben dat iedereen snapt en daarnaast een dichterbij doel dat iedereen kan bereiken.’
Door de jaren heen is de belangrijkste les voor mij geworden dat je – en dat klinkt misschien wat gedragen – een verder gelegen hoger doel moet hebben dat iedereen snapt en daarnaast een doel dichterbij dat iedereen kan bereiken. Vervolgens gaat het over het delen van waarden. In dit geval in ons Deltaprogramma waarden als duurzaamheid, flexibiliteit en solidariteit en dat laatste over generaties en over regio’s heen. Verder moet je de goede mensen verzamelen om het voor elkaar te krijgen. Ten slotte is van belang dat je dan niet de baas moet willen spelen, maar dingen kan laten gebeuren met een groot draagvlak en met een beetje daadkracht. De agenda zetten en iedereen mobiliseren mee te doen. Dat is steeds het recept geweest.
In de jaren dat ik dit doe, zijn de accenten veranderd waarbij verschillende delen van het land en verschillende overheden aan de beurt kwamen. In de eerste jaren lag de focus op veiligheid, met name in laag Nederland. Hier ging het om de d~ijken, keringen en de nieuwe normeringen in de wet. Vervolgens kwam er het vraagstuk van de droogte. Hebben we wel voldoende zoet water op momenten dat het droog is? Dat stond al op de agenda van Veerman, maar speelde in de beginjaren van het Deltaprogramma nog niet zo sterk als nu. Daar zie je dat het Deltaplan ook gaat over de hoger gelegen delen van ons land, zoals de Peel. De zomer van 2018 heeft laten zien dat we daar ook daadwerkelijk wat te doen hebben. Hier is niet zoveel geld uit het Deltafonds in gestoken als voor de veiligheid, maar toch substantieel. De laatste twee jaar is met de hoosbuien, de clusterbuien en met de hitte, er een focus komen te liggen op het inrichten van onze ruimte om de weerextremen het hoofd te kunnen bieden. Dat is zowel in steden, dorpen als het platteland aan de orde. Dat speelde in 2010 nog helemaal niet zo sterk. Dat zijn dus drie verschillende terreinen/thema’s in minder dan tien jaar die centraal staan in onze Delta-aanpak. De laatste fase, die van de extreme weeromstandigheden van de laatste jaren, komt echt in de haarvaten van de lokale besturen en de bebouwde omgeving bij mensen en bedrijven. Daar zijn de gemeenten meer aan zet.
Veel bereikt
Inmiddels is er samen veel bereikt. We hebben de zwakke schakels aan de kust gerepareerd, de Deltawerken zijn klaar en ‘Ruimte voor de Rivier’ is bijna klaar. In 2014 hebben we normen en kaders neergezet met voorkeurstrategieën voor de toekomst. Veel mensen dachten misschien: we zijn klaar. Maar toen waren in januari 2018 voor het eerst alle vijf waterkeringen aan de kust dicht, kregen we in mei flinke hoosbuien en daarop volgend de droge zomer. Extremen die in een jaar tegelijkertijd langskomen. Daar komen ook nog eens de nieuwe berichten bij over een mogelijke zeespiegelstijging van niet een maar misschien twee of zelfs drie meter in 2100. We zijn veilig, maar kwetsbaar en daarom moeten we nu, naast hard doorwerken, ook al nadenken over wat er moet gebeuren in de komende twintig á dertig jaar met oog op de periode na 2050. Het extreme weer komt dichter bij de burger. We krijgen er last van, zeker in steden en op het platteland. De extreme buien en hitte merken we allemaal. Warme nachten voor langere perioden zijn vervelend voor met name ouderen en zieken en hoosbuien brengen soms grote schade met zich mee.
‘Het is allemaal nog behapbaar, maar we moeten wel opletten.’
De grootste prestatie van bijna negen jaar Deltaprogramma vind ik dat we een nieuwe, op vertrouwen gebaseerde werkwijze hebben ontwikkeld en bijvoorbeeld al na twee jaar de nieuwe veiligheidsnorm hadden bepaald waarmee iedereen het eens was. Daarvoor was er vaak protest, niemand wilde achter ‘hoge dijken’ wonen. Wat hielp was dat we veel analyses hadden, slachtofferanalyses en kosten/batenanalyses. Beide zijn ondersteunend voor de keuze van het beschermingsniveau. Op basis van die rapporten gingen de RWS, de gemeenten, provincies en waterschappen aan de slag. Joint fact finding noemen we dat, dat je kennis gezamenlijk vindt en onder ogen ziet en ook daadwerkelijk met elkaar deelt om samen oplossingen kunt bedenken. Er blijkt heel veel kennis te zijn als je mensen bij elkaar brengt. Dat geldt ook voor burgers en bedrijven. Betrek mensen erbij. Aan tafel blijken ze dan vaak wel degelijk goede ideeën te hebben. Uiteindelijk is er dan beter draagvlak voor beslissingen. Mensen serieus nemen dus.
Vertrouwen als basis
We zijn bezig met een programma waarvan we weten dat het morgen nog niet klaar is. Het duurt decennialang. Bovendien moet iedereen worden gehoord en bijdragen, zowel provincies, gemeenten, waterschappen, corporaties, ontwikkelaars en burgers. Dit kan alleen maar als je elkaar vertrouwt en langdurig kunt blijven vertrouwen. Dat je ook daadwerkelijk doet wat je hebt gezegd te gaan doen. Het fascinerende is dat in een tijd dat de overheid op heel veel beleidsterreinen met argusogen wordt bekeken dat op het gebied van water en waterveiligheid de overheid wél redelijk goed vertrouwd wordt. Dat zit, denk ik, in de genen van de Nederlanders en in een eeuwenlang optrekken met elkaar over watervraagstukken. Maar dat is niet vanzelfsprekend. Ik denk ook dat wij een rol hebben gespeeld om water een gezamenlijke opgave te maken. Geen ruzie maken, maar samen naar een oplossing zoeken. Het lukt steeds beter. Iedereen snapt dat je wat moet doen met het lager gelegen land en bij een stijging van de zeespiegel. Verder snapt ook iedereen dat de overheid dat primair moet doen en dat de politiek de norm bepaalt van bijvoorbeeld het beschermingsniveau. Vervolgens vindt iedereen het dan ook wel zo prettig als je even langskomt om te overleggen hoe je dat gaat doen hier. Bijvoorbeeld een dijk maken, natuur maken of een terp. Je wordt het dan misschien niet altijd eens, maar je hebt wel alle opties bekeken. Dat is een fatsoenlijke overheid. Een overheid die zaken onderzoekt en samen met de burgers de opties nagaat en bespreekt. Het kan dan zelfs zijn dat dingen duurder uitpakken en dan moet je het ook overwegen, want je hebt elkaar nodig voor de komende vijftig jaar en langer om deze opgave te volbrengen.
In elkaar schuiven
Het interessante is dat als je vooruit werkt aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie, iedereen kan zien waar je bent, dat iedereen op zo’n lange termijn agenda en planning ook op kan aanhaken met zijn eigen ambities. Iedereen wordt uitgenodigd om mee te denken met bijvoorbeeld eigen plannen voor recreatieterreinen, jachthavens, woningbouw of natuurgebieden. Niet alles lukt, maar je krijgt wel dynamiek om mee te doen. Een waterkering als in Scheveningen wordt een prachtige boulevard als je er een Spaanse architect bijhaalt. Een kering wordt ook een parkeergarage in Katwijk. Dat kan allemaal als je niet morgen klaar moet zijn maar de horizon in 2050 en 2100 ligt. Zelfs als een wethouder ’scoort’ met het bouwen van een kinderspeelplaats is er de mogelijkheid om die speelplaats een opvangplaats te laten zijn voor water bij heftige regenbuien. Of een basketbalveldje of een parkeergarage waar je voor een paar uur water kan vasthouden tot je het rustig kunt laten afvloeien. Op alle niveaus kunnen plannen dus in elkaar schuiven.
‘Dat is een fatsoenlijke overheid. Een overheid die zaken onderzoekt en samen met de burgers de opties nagaat en bespreekt.’
Ook in Amsterdam, op het Marineterrein, is er een geweldig plan ontstaan, genaamd Smartroof 2.0. Door simpelweg met een paar partijen aan tafel te zitten is het idee geboren dat als je de daken groen zou maken, dat je dan het water kan vasthouden bij regenbuien, de boel kan koelen bij hitte, fijnstof kan opnemen en het er ook nog mooi uitziet. Daar hebben wij niets voor hoeven doen. De initiatiefnemers zijn gewoon aangehaakt bij waar we mee bezig waren. Vervolgens kijken we of de bouwregelgeving aanpassing behoeft om de plannen een kickstart te geven. Dat is niet een oplossing voor morgen, maar het kan over een paar jaar op een grotere schaal iets opleveren.
[2019]