top of page

Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950

 

Schrijvers, advocaten, onderzoeksjournalisten en documentairemakers hebben zich er de laatste jaren over gebogen. Ook de historicus Rémy Limpach toonde in zijn studie De brandende kampongs van generaal Spoor (2016) aan dat Nederlandse militairen structureel grensoverschrijdend geweld hebben gebruikt. Het was deze publicatie die de Nederlandse regering uiteindelijk deed besluiten financiële middelen ter beschikking te stellen om een diepgaand onafhankelijk onderzoek over de oorlog in Indonesië mogelijk te maken. In februari 2022 worden de resultaten gepresenteerd bij de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 heet het gezamenlijk onderzoeksprogramma van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Het onderzoeksprogramma, dat bestaat uit 8 deelprojecten, moet een wetenschappelijk gefundeerd antwoord geven op verschillende vragen. Het gaat dan om vragen naar de aard, omvang, oorzaken én impact van het Nederlandse geweld, bezien in een brede politieke, maatschappelijke en internationale context. Centraal in het onderzoeksprogramma staat de vraag naar de dynamiek van de gebeurtenissen rond het geweld, vanaf de uitroeping van de Republiek Indonesia op 17 augustus 1945 tot het einde van de oorlog in 1949. Binnen een aantal deelprojecten werd samengewerkt met wetenschappers uit Indonesië en andere landen. Doel daarvan is de geschiedenis van de oorlog in Indonesië en de impact daarvan op de Indonesische samenleving in de jaren 1945-1950 meer reliëf te geven, en zo niet alleen los te komen van traditionele Eurocentrische perspectieven en terminologie maar ook de ontwikkeling van postkoloniale perspectieven te versterken.   

vmagazine, magazine van vfonds

 

Vfonds (het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg) steunt initiatieven en projecten die Nederland er steeds weer aan herinneren hoe belangrijk vrede en vrijheid zijn en hoe waardevol onze democratie is. Daarbij hoort een informatief, diepgravend en mooi magazine in oplage van 10.000 exemplaren.

Vfonds draagt, vanuit de lessen getrokken uit oorlog en conflict, bij aan een sterke democratische rechtsstaat en een vreedzame samenleving. 

 

Met deze steun wil vfonds verschillende generaties inspireren en motiveren om, vanuit de lessen getrokken uit oorlog en conflict, actief bij te dragen aan een sterke democratische rechtsstaat en een vreedzame samenleving.

Het blad verscheen in december 2021 in oplage van 10 duizend exemplaren in opdracht van het vfonds.

 

Gemaakt door Renee Middendorp & Koos de Wilt in samenwerking met Jemma Land  & Lisette Mattaar van vfonds. De vormgeving is van Noortje Boer.

Schermafbeelding 2021-11-21 om 09.46.49.png
fkeu 21 frank van vree LR.jpg
vfondslogo3.png

Prof. dr. Frank van Vree, bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Oorlog, Conflict en Herinnering aan de Universiteit van Amsterdam, programmadirecteur en voormalig directeur van het NIOD  

‘Er zit geen structuur in het verleden, die brengen we zelf aan’  

interview: Koos de Wilt | fotografie Friso Keuris

 

In februari 2022 verschijnt een omvangrijk onderzoeksrapport over het geweld dat Nederland in de jaren na de oorlog uitoefende in Indonesië. Een onderzoek dat onder andere door wetenschappers van het NIOD werd uitgevoerd. Een gesprek met de programmadirecteur en voormalig directeur van het NIOD over hoe wetenschappers in Nederland en Indonesië aankijken tegen deze tijd en hoe daar een verhaal van kan worden gemaakt waar iedereen zich in kan vinden.

 

Interview: Koos de Wilt | Foto: Friso Keuris voor vfonds

 

Hoe kijkt u aan tegen het verschuivende beeld over de geschiedenis die je nu op veel terreinen ziet plaatsvinden?   

'Een vergelijkbare worsteling met de geschiedenis zien we nu ook, in een globaliserende wereld waarbinnen verschillende groepen in de samenleving zich op een of andere manier met elkaar moeten leren verhouden en eerlijk in de spiegel van de geschiedenis moeten leren kijken. Dat zet veel op z’n kop. En wat betekent dat voor al die standbeelden die we in de negentiende eeuw, als onderdeel van het opkomende nationalisme, hebben opgezet voor een natie die nog maar kort daarvoor gevormd was? Nederland bestond helemaal niet in de zestiende of zeventiende eeuw, het was toen een federale republiek van zelfstandige gebieden, zonder eenduidige nationale identiteit. Nu leven we weer in een nieuwe fase waarbij geschiedbeelden worden herzien, ook het beeld van het kolonialisme. De manier waarop naar het verleden wordt aangekeken, is aan verandering onderhevig, niet alleen het beeld van het grote publiek, maar ook van de professionele historicus. Geschiedenis gaat altijd over interpretaties. Op grond van dezelfde feiten kun je tot verschillende interpretaties komen. Maar dat is geen vrijbrief voor willekeur. Mijn devies is: objectiviteit is niet de uitkomst, maar objectiviteit is de methode. De taak van de historicus en in zekere zin ook van de journalist is uit de chaos van feiten en bronnen een zo goed mogelijke interpretatie te geven, die een zo groot mogelijke mate van aannemelijkheid heeft. Er zit geen structuur in het verleden, die brengen we er zelf in aan.’   

Wat zijn de verschillen tussen hoe er in Indonesië en Nederland tegen die geschiedenis wordt aangekeken?  

‘Er zijn van oudsher grote verschillen in de manier waarop in Indonesië en Nederland tegen deze geschiedenis wordt aangekeken. Dat heeft natuurlijk niet alleen te maken met een verschil in bronnen waaruit wordt geput. Voor de ene kant is het de geschiedenis van een bevrijdingsoorlog met een positieve lading, terwijl het in Nederland een enigszins besmuikte geschiedenis is. Een oorlog die verloren is en een tijd waarvan iedereen weet dat er dingen zijn gebeurd die niet in de haak waren, ook heel ernstige zaken. Deze verschillende perspectieven zien we ook terug in het werk van de professionele historici. Ten slotte is iedere historicus een product van de eigen omgeving en eigen tijd. Tegelijk is het de taak van de historicus een stap verder te komen en te proberen de verschillende perspectieven zoveel mogelijk bij elkaar te brengen, vanuit de overtuiging dat je daarmee ook beter kunt begrijpen wat er is gebeurd. Want die oorlog kon er alleen maar zijn doordat er verschillende perspectieven waren. Een goed historicus probeert daar zo diep mogelijk in door te dringen. Het doel van ons onderzoek is om de dynamiek van de gebeurtenissen in kaart te brengen, door te laten zien wat er feitelijk gebeurde. Door de verschillende perspectieven daarbij te betrekken doe je recht aan de gebeurtenissen.’   

 

Wat betekent 17 augustus 1945 in die context?  

‘Op die datum, twee dagen na de capitulatie van Japan, werd in Indonesië een onafhankelijke republiek uitgeroepen – een gebeurtenis waar je dus op verschillende manieren naar kan kijken. Er werd een politiek feit gecreëerd dat in eerste instantie door vrijwel geen enkel land werd geaccepteerd, waarna het nog ruim vier jaar duurde voordat de onafhankelijkheid door de wereldgemeenschap juridisch werd erkend en Indonesië als soevereine staat werd gezien. Nederland erkende die soevereiniteit ook niet, maar zag de onafhankelijkheidsverklaring als een vorm van opstand. De regering besloot tot wat zij betitelde als ‘politionele acties’. Interessant is dat niet alleen de KVP en andere behoudende partijen in Nederland de rechtmatigheid van het Indonesische onafhankelijkheidsstreven niet wilde erkennen, ook de Partij van de Arbeid met hun voorman Drees wilde dat niet, zij het dat de partij verdeeld was. Tegelijkertijd zien we dat de Nederlandse autoriteiten de feitelijke soevereiniteit van de Republiek erkenden van de delen van het land die door de republikeinen waren bezet. Ze onderhandelden er ook mee. Het is daarmee een heel genuanceerd verhaal. Maar die nuances worden lang niet altijd gezien en zo zijn de verschillende perspectieven over het uitroepen van de republiek en de oorlog die daarop volgde tot op de dag van vandaag blijven bestaan. Met name een deel van de veteranen en hun kinderen zullen niet snel van inzicht veranderen: erkennen dat Indonesië op 17 augustus 1945 onafhankelijk werd, betekent voor hen dat de oorlog voor niets is gevoerd.’  

 

In hoeverre heeft de Bersiap-periode de Nederlandse reactie bepaald?  

‘Op het moment dat besloten werd tot het sturen van troepen ging het om een politiek besluit waarbij Nederland de geallieerden zou aflossen die Indonesië tot dat moment hadden gecontroleerd. Dan hebben we het over het najaar van 1945. Doel was een herbezetting, het herstel van het Nederlandse gezag over Indonesië, tegen Soekarno en de republiek. Het nationalistische geweld dat in die maanden plaatsvond en zich vooral richtte tegen Nederlanders, Indische Nederlanders, Chinezen – maar ook Japanners en andere groepen, speelde in die besluitvorming nog nauwelijks een rol. Eigenlijk had de Nederlandse regering geen idee hoe de zaken er in augustus 1945 in Indonesië voorstonden. Men zag niet hoe diep het nationalisme wortel had geschoten, eigenlijk al voor de Tweede Wereldoorlog, en dat het tijdens de Japanse bezetting alleen maar was bevorderd. Die Japanners hebben ook de eerste paramilitaire groepen opgezet. De Japanse bezetting bleek een onherstelbare breuk. Veelzeggend is een dagboekaantekening van een Britse officier die in 1942 al schrijft dat op het moment dat de Japanners kwamen de hoffelijkheid van de Indonesiërs richting de Nederlanders in één klap was verdwenen. Alsof het doek eindelijk was gevallen. Dit terwijl de Nederlandse gouverneur De Jonge in 1936 nog zei dat de Nederlanders al drie eeuwen in Indonesië waren en het nog minimaal driehonderd jaar zou duren voordat de Indonesiërs rijp zouden zijn voor onafhankelijkheid.’  

 

'Objectiviteit is niet de uitkomst, maar objectiviteit is de methode. De taak van de historicus en in zekere zin ook van de journalist is uit de chaos van feiten en bronnen een zo goed mogelijke interpretatie te geven, die een zo groot mogelijke mate van aannemelijkheid heeft.'

‘De bestuurders waren blind voor de tekenen van de tijd. Nederland raakte vanaf 1945 internationaal dan ook snel geïsoleerd, ook door de Amerikanen en de Britten. Zeker toen duidelijk werd dat door het toenemende geweld de Amerikaanse en Britse positie in andere delen van de wereld onder druk kwam te staan. Alleen Frankrijk bleef Nederland steunen. Die zaten in hetzelfde schuitje met Indochina en later in Algerije. Dat Nederland zo halsstarrig in zijn eigen gelijk bleef geloven, was ook een erfenis van de vooroorlogse jaren. Rond de Eerste Wereldoorlog waren er nog allerlei plannen geweest voor vergaande hervormingen, maar die waren in de jaren dertig allemaal weer teruggedraaid door politici als De Jonge en Colijn. Kritiek werd hardhandig bestreden en politieke tegenstanders opgesloten in concentratiekampen. De houwdegen Colijn, die als adjudant van Van Heutsz had gevochten in Atjeh, wilde de koloniale suprematie geen seconde ter discussie stellen. De hervormers hadden onder Colijn voor de oorlog het onderspit gedolven.’  

 

In hoeverre was de situatie anders in de verschillende delen van Indonesië?  

‘Er waren veel regionale verschillen die te maken hadden met verschillen in religie, in mate van vestiging van gezag en in het plaatselijke karakter. Er zijn grote verschillen in de geografische, demografische en economische structuur in bijvoorbeeld Celebes en West-Java. Die zorgden voor grote verschillen in de mate van organisatie van de republiek en de militaire operaties in de verschillende gebieden. Er is ook een groot verschil tussen Oost- en West-Java en tussen de stedelijke gebieden en het platteland. Gevolg daarvan is dat er andere blikken in diverse delen van Indonesië konden ontstaan. Dat blijkt uit het onderzoek van Indonesische onderzoekers. Op lokaal niveau was de strijd vaak ook meer sociaal dan politiek en was er veel interne strijd. Dat levert geheel verschillende verhalen op.’   

 

Hoe was het eigenlijk gesteld met de informatievoorziening in die tijd als het gaat over wat het publiek en wat de autoriteiten wisten?  

‘Een van de onderzoeken gaat over de informatiestromen en wat er binnenkwam bij de Nederlandse ministerraad vanuit Batavia. Die resultaten moeten nog gepresenteerd worden, maar je kunt stellen dat de journalistiek in die tijd volledig embedded was, volledig gecontroleerd door de Nederlandse autoriteiten. De Nederlandse, verzuilde pers gedroeg zich gedwee. Een van de weinige onafhankelijk bronnen waren de brieven die de militairen naar huis stuurden. Die kwamen soms ook bij politici terecht en die maakten daar soms werk van. Ook journalisten – vooral uit de kringen van het voormalig verzet - schreven er vervolgens kritisch over, maar die waren wel in de minderheid.’  

 

Wat valt er te zeggen van de aanpak van David van Reybrouck in zijn boek Revolusi als het gaat om de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd?  

‘Zijn aanpak van oral history is een combinatie van geschiedschrijving en een studie van herinnering. Het geeft aan hoe het verleden doorwerkt in het heden en is niet per se een beschrijving van wat er daadwerkelijk is gebeurd. Het is een speciaal soort benadering die heel veel oplevert. Het vertelt een andere geschiedenis, een geschiedenis van onderaf. Eigenlijk deden Loe de Jong en Jacques Presser dat overigens ook al in de jaren zestig.’

 

[2021]  

bottom of page