top of page

PETER BUWALDA OVER DE POPMUZIEK VAN JOOST ZWAGERMAN

 

WAH WAH

‘Met een paar mensen heb ik in 2006 het literaire poptijdschrift Wah Wahopgericht. Het was een mooi blaadje geworden, maar we moesten een list verzinnen om de verkoop op gang te brengen. Het idee was om voor elk nummer een gastredacteur aan te trekken. Zo hadden we Johan Derksen over blues, Leo Blokhuis over The Beatles en voor het tiende nummer vroegen we Joost, dat was in 2008. We waren eraan gewend dat onze gastredacteuren regelmatig vergaderingen vergaten, en soms zelfs helemaal niets meer van zich lieten horen. Bij Joost was dat anders. Hij overlaadde ons met een onwaarschijnlijke tsunami aan e-mails en ideeën. Joost was, net als ik, erg geïnteresseerd in het hiërarchisch wegzetten van popartiesten, hun liedjes en hun plek in het rijtje. Daarom stelde Joost voor een boek à la Stranded: Rock and Roll for a Desert Islandte maken. Popjournalist Greil Marcus had zich in 1979 laten verleiden dit boek samen te stellen door een uitgever die er geld in zag. Marcus had de belangrijkste popcritici van die tijd gevraagd om één album te noemen dat ze mee zouden nemen naar een onbewoond eiland. In ons geval werd dat het onbewoonde eiland Rottumerplaat, het eiland waar Bomans en Wolkers zich ooit hadden laten aanspoelen. We hoopten er honderd schrijvers voor te krijgen, maar het werden er 134, vooral dankzij Joost. Zijn elan en werkdrift waren we helemaal niet gewend. Hij las alle stukken en gaf er stuk voor stuk commentaar op. Ik heb in die tijd, ik heb het eens nageteld, zo’n vierhonderd mails van Joost gekregen.’ 

‘Die sociale instelling van Joost heb ik zelf helemaal niet.’

 

‘Ik was de onderknuppel van de redactie die nog nooit iets had gepubliceerd. Jan Kuitenbrouwer en Thomas Verbogt waren de mannen met een literaire reputatie. Voor Joost was het gelijke monniken, gelijke kappen, hij was tegen iedereen even inhoudelijk en even aardig. We hebben zelfs een keer bij hem thuis vergaderd, een brainstorm met bier en chips. Ik weet nog dat mijn bijdrage 1.036 woorden telde. ‘Nee,’ zei Joost, ‘wij geven het goede voorbeeld, terug naar duizend woorden.’ Voor mijn stukje had ik geschreven dat ik de lp The Velvet Underground & Nicomee zou nemen naar Rottumerplaat. Niet om de muziek te beluisteren, maar om de plaat in een diepe kuil te begraven en de grond vervolgens hard aan te stampen. Joost was een groot fan van de band. Hij las mijn verhaal grondig, had allemaal argumenten waarom hij het er totaal niet mee eens was, maar liet me wel mijn gang gaan. Hij vond het ook wel weer geestig, geloof ik. 

 

Joost schreef de inleiding en ik een woordje achteraf. De andere redacteuren vonden dat niet mijn naam maar ‘redactie’ onder het nawoord moest staan. ‘Nee,’ zei Joost weer, ‘Peter Buwalda heeft dat geschreven, het is een leuk stukje, daar moet zijn naam onder.’ Ik kom zelden iemand tegen die zoiets zegt. Zelf ben ik lang niet zo sociaal als Joost was, ik heb daar echt wel van geleerd, toen. Ook zag ik hoe het kan vitaliseren om je ergens volledig aan te committeren, het dan zo goed mogelijk te doen, en ieder het zijne te gunnen. Het is de topeditie van Wah Wahgeworden, Joost liet duidelijk zijn stempel achter.’  

Serieus over popmuziek

‘We hebben hier bij mij thuis vaak met z’n vieren aan tafel gezeten. Joost, zijn vriendin Maaike, Suzanne en ik. Joost was de grootste gangmaker. De zaterdag na zijn zelfmoord zouden ze hier komen eten. Ik was verbijsterd, en kapot ervan, maar niet heel verbaasd. Toen mijn broertje sms’te ‘Zwagerman?’ wist ik genoeg. Het hing als een zwaard van Damocles boven hem. We zouden samen naar Philip Roth gaan, maar dat zegde hij af omdat hij een psychische terugval had en last kreeg van de ziekte van Bechterew, een soort reuma die op zijn ogen sloeg. Eten met Joost was altijd buitengewoon gezellig. Op schrift was hij bloedserieus, zelfs in zijn columns onderbouwt hij zijn spot, maar in het echt was hij altijd grappig, onderhoudend en vol anekdotes. Ik ben eerder andersom, geloof ik. Ik ben in het echt serieuzer dan in mijn columns. Joost in het echt was losser en geestiger, maar als het ging over kunst, werd hij serieus. Hij zag kunst een stuk minder ironisch dan ik. Hij gaf gewicht aan dingen die dat verdienden. Dat vind ik een stuk moeilijker.’ 

 

 ‘Met mijn Elvis had hij niks, voor mij is Elvis Costello een bijfiguur.’

 

‘Ik ben van 1971, Joost van 1963. Tussen je 16e en 26e sta je denk ik het meest open voor muziek en wordt je smaak gevormd, er was dus overlap tussen ons. Maar onze muzieksmaken sloten elkaar zo ongeveer uit. De periode die hem het liefst was, zijn bij mij een zwart gat. Alles van de jaren tachtig, zoals Elvis Costello, Talking Heads, Madonna, Nirvana en de uitlopers van de jaren zeventig, zoals Joy Division en Roxy Music, daar had ik weinig mee. Elvis Costello was zijn Elvis en Elvis was mijn Elvis. Met mijn Elvis had hij niks, voor mij is Elvis Costello een bijfiguur. We vonden elkaar dan wel weer in Bowie. We hadden zelfs allebei eenzelfde favoriet: Ziggy Stardust, zo las ik een keer in devaragids. De kern van mijn muzieksmaak komt uit een periode waarin ik niet geleefd heb, de jaren zeventig, zestig, vijftig en zelfs de jaren veertig. Bij Joost was zijn favoriete muziek gekoppeld aan zijn eigen leven en zijn eigen actualiteit. Ik associeer Joost met hoe Anton Corbijn Joy Division heeft neergezet en de tijd van Gimmick!.’ 

Muziek en der wereld

‘Maar Joost had wel iets te zeggen over muziek. Hij vertelde wat hij er interessant aan vond en wat er vernieuwend aan was.Hij hield de muziek altijd bij..[A1] Soms doe ik dateen tijdje, maar veel minder consequent dan Joost. Hij hield van intellectuele muziek. Wat hij probeerde te vinden in beeldende kunst zocht hij volgens mij ook in muziek: de avant-garde, het ontregelende, het conceptuele. Het rubriceren en met theorieën omkleden hoe kunst moet zijn, dat kenmerkte ook hoe hij over muziek sprak. De post-punk rekent bijvoorbeeld af met wat ik persoonlijk allemaal mooi vind en dat vond Joost dan juist weer interessant. Het naïeve is eraf, het is politiek, het steekt, het is doemdenkend, het heeft met Bret Easton Ellis te maken, en andersom. Hij dacht na over popmuziek in relatie tot de tijdsgeest en andere kunstvormen. Imago vond hij bijzonder interessant, zoals megasterren als Madonna en Prince daarmee omgingen. Ik sprak niet zozeer met hem over gitaarsolo’s of hoe een nummer nu precies in elkaar stak en waarom het zo lekker klonk. Het uitpluizen van een nummer was niet zo aan hem besteed. Hoe verhield iemand als Björk zich als artiest en personage tot de wereld? Dat soort verbindingen intrigeerden Joost. Dat is wat hem denk ik boeide in de hedendaagse kunst en ook in de muziek.

 

Het is ironisch dat net na zijn dood een aantal van zijn iconen zijn overleden: David Bowie en Prince.

 

Joost was mateloos geïnteresseerd in Lou Reed en The Velvet Underground. Dat waren coole gasten, die zich hadden aangesloten bij Andy Warhol waardoor ze een heel ander ‘cool’ brachten dan The Beatles of The Stones. En dan het hele Berlijn erbij, dat was echt iets voor Joost. Joost vond The Beatles te weinig ambigue, te duidelijk, vooral de begintijd. Hij hield van het androgyne, het gekke, het religieuze dat bijvoorbeeld Prince door zijn muziek smeerde. David Bowie is natuurlijk voor Joost iemand om de vingers bij af te likken. Bowie bemoeide zich als muzikant met beeldende kunst, met poëzie, met filosofie, met sciencefiction, met zijn imago, met mode, precies zoals postmoderne schrijvers dat doen. Het is ironisch dat net na zijn dood een aantal van zijn iconen zijn overleden: David Bowie en Prince. Hij had zeker geschreven over hun dood, en ik denk zelfs ook over Muhammad Ali. Over zijn rapachtige manier van spreken bijvoorbeeld, en wat hij heeft betekend voor een beweging als de Black Panthers.’

Vastleggen van de tijd

‘In de popmuziek kun je maximaal tien jaar voorlopen, dat blijkt telkens weer. Dat geldt niet voor literatuur, daar kun je het veel langer volhouden. The Stones waren na Exile on Main Streetin 1972 op sterven na dood. Daarna zijn ze ingehaald door de tijd. Tussen 1978 en 1988 was alles wat Prince maakte hip en grensverleggend, op het scherpst van de snede. Na Lovesexyzakte hij helemaal weg. Dat is een raadsel van de popmuziek, daar heeft Joost goed over geschreven, vind ik. 

Tegelijk ben ik denk ik ernstiger over popmuziek dan Joost was. Ik zou niet weten waarom een goed nummer niet boven een goed gedicht zou kunnen uitkomen. Zonder ‘Heartbreak Hotel’ zou ik niet kunnen leven. Dat heb ik ook bij The Beatles, Mozart, James Brown en Thelonious Monk: als je kunt promoveren op J.C. Bloem dan kun je dat zeker ook op Jimi Hendrix. Voor Joost lag het geloof ik anders: beeldende kunst, poëzie en literatuur stonden bij hem bovenaan, muziek kwam daarna.’

 

‘Zelf vind ik een essay schrijven harder werken dan het maken van fictie.’

 

‘Joost wilde doorgronden, kennis ventileren en doorgeven. Hij was een leraar. Hij had niet zozeer een mening, maar was beschouwend en nieuwsgierig naar de betekenis van iets. Ik vond zijn essays altijd goed en informatief. Als ik iets wil weten over Norman Mailer of Andy Warhol, dan pak ik Joost erbij, het zijn documentaire portretten. Mailer vond hij geweldig juist omdat die overal over kon schrijven. Dat kon Joost ook. Je hoort wel eens dat Joost zoveel essays scheef om maar niet aan zijn proza te hoeven beginnen. Dat geloof ik niet. Hij nam de essayistiek serieus, alleen al afgaande op de grote aantallen die hij er schreef, met al dat leeswerk en enthousiasme die nodig zijn om dat te kunnen doen. Zelf vind ik een essay schrijven harder werken dan het schrijven van fictie. Het is moeilijker om er leven in te blazen. Je krijgt er ook niet zoveel lof voor als voor proza. Bovendien laat Joost een flink fictie-oeuvre na, die man heeft zes romans geschreven plus een Boekenweekgeschenk. En daar bovenop nog eens zo’n zeshonderd essays. Ik heb nog maar één roman geschreven. Joost heb ik het hoogst zitten als essayist, al vond hij zichzelf vooral een dichter. Van zijn romans vind ik Chaos en rumoer, over een schrijver met een writer’s block, het beste. Het zit listig in elkaar, het is gelaagd en spannend met postmoderne grappen en satire. Hij was bezig een boek te schrijven over een arts in Tuitjenhorn. Een soort The Executioner's Song/In Cold Blood-achtig boek. Faction. En dat was geen vaag voornemen, dat ging hij echt doen…’

bottom of page