‘Alle waar naar zijn geld’
Kunsthandelaar Theo Daatselaar en galeriemanager Margriet Slippens van Daatselaar Fine Art & Antiques
‘Mensen hebben soms geen idee wat ze hebben’
Tekst en foto's van Koos de Wilt voor Collect
De galerie is verborgen in een oude stadsboerderij in Zaltbommel, een antiekzaak zoals je ze tegenwoordig niet veel meer ziet. Zalen vol met zeventiende-eeuwse oude meesters en schilders van de negentiende en twintigste eeuw, Isaac Israels, Springer, Van Dongen. Daaromheen porselein, Delfts aardewerk, sculpturen, klokken en zilverwerk en veel achttiende- en vroeg negentiende-eeuwse meubelen. In de tijd dat Theo Daatselaar (70) in de jaren zeventig van de vorige eeuw als antiquair begon, kocht iedereen antiek. Die tijd is voorbij. Tegenwoordig zijn er alleen nog maar mensen die het selectief verzamelen, meestal is de klant iemand die een paar stukken antiek aanschaft voor in een verder modern interieur. Toch is Theo Daatselaar altijd algemeen antiquair gebleven, een van de weinigen die het hele spectrum van het metier van de kunsthandel behandelt. Nu doet hij dat met zijn dochter Ilse, die tegenwoordig op tv te zien is bij het programma Van onschatbare waarde en galeriemanager en kunsthistoricus Margriet Slippens. Ilse zit middenin een verbouwing, Theo en Margriet ontvangen Collect. Daatselaar: ‘Vroeger waren vrijwel alle kunst- en antiekhandelaren generalist, maar in de loop der tijd zijn velen zich gaan specialiseren en veel algemene antiquairs zijn ermee gestopt. Als ik word gevraagd een boedel te komen bekijken, kan ik het niet laten verder te kijken dan de schilderijen, dat zit in het bloed en zal er ook wel nooit uitgaan.’ Margriet: ‘Vaak gaat Theo ergens naartoe om een schilderij te bekijken en komt dan terug met een bijzonder meubelstuk dat zich ook in de boedel bevindt. Hier in de galerie zie je verschillende voorbeelden van bijzondere stukken die zo zijn binnengekomen. Mensen hebben soms geen idee wat ze hebben.’
‘Van bureaus als deze zijn er maar vier bekend in de literatuur en dit is voor zover wij weten de enige die is overgebleven.’
Volgens Theo Daatselaar kun je de kunstdisciplines van de achttiende eeuw ook niet echt los zien van elkaar, alles heeft met alles te maken. Daatselaar: ‘In het begin van de achttiende eeuw, toen met het opheffen van Edict van Nantes de protestante Hugenoten moesten vluchtten uit het katholieke Frankrijk, werd in ons land de Franse stijl geïntroduceerd. Welvarende Hugenoten namen de Franse stijl mee in de volle breedte. Je ziet dat in vele voorwerpen van kunst en nijverheid terugkomen: in meubelen, glaswerk, porselein, zilverwerk. Via prentenboeken waaide de laatste mode uit Parijs in korte tijd over in het Noorden. In Amsterdam, Kopenhagen en Stockholm beïnvloeden ambachtslieden elkaar. Het is interessant die invloeden op elkaar te zien inwerken en te zien hoe alles met elkaar te maken heeft. Europa was voor een deel één, maar voor een deel ook zeer gevarieerd. Dat kun je zien aan hoe hier in ons land Louis XV of XVI doorwerkten – veel ingetogener en vaak zuiniger in materiaalkeuze.’
De Hollandse ingetogenheid in Franse stijl is terug te zien in een paar meubelstukken die de antiquair te koop heeft staan in de galerie, zoals een wortelnoten kabinet en commode. Kasten die weliswaar zijn gemaakt uit een duur houtsoort, maar verder sober zijn gedecoreerd. Groot verschil is het Chinese exportlakbureau dat rijk is versierd met vergulde landschappen en bloemdetails op de zwarte lak. De laden, de voorgevel en de zijpanelen zijn versierd met afbeeldingen van Chinese paviljoens die zijn omringd door pijnbomen en treurwilgen. Het interieur van het bureau bestaat uit twaalf laden met een bloemendecor en twee staande gecanneleerde laden afgezet met kapitelen en keldertjes. Margriet: ‘We hebben door een specialist onderzoek laten doen naar het meubelstuk. Dit zeldzame bureau is in China specifiek gemaakt voor de Nederlandse markt en in 1737 met de VOC naar Amsterdam of Middelburg gekomen waarna het is geveild. De hoge kwaliteit van Chinees en Japans lakwerk was toen immens populair in Europa. Meerdere pogingen werden er in Europa ondernomen om het Chinese en Japanse lakwerk te imiteren, maar men had de technieken en ingrediënten niet. Het hoofdingrediënt voor de lak die voor het meubelstuk is gebruikt, was alleen daar te verkrijgen. Als je die lak in die tijd naar Nederland probeerde te vervoeren dan droogde die onderweg uit en kon het niet meer gebruikt worden. Men kon dus niet anders dan Chinees lakwerk objecten en meubelen in Kanton te laten maken. De VOC had in die tijd net een directe handelsroute geopend naar Kanton. Het lakwerk op dit bureau is na drie eeuwen nog steeds goed, Europees lakwerk heeft nooit die kwaliteit gehaald.’
Theo Daatselaar werkt samen met zijn dochter Ilse, die tegenwoordig op tv te zien is bij het programma Van onschatbare waarde en galeriemanager en kunsthistoricus Margriet Slippens. Ilse zit middenin een verbouwing.
Toch zijn de VOC mensen niet verder gegaan met het laten maken van dit soort meubelen in China. Waarom eigenlijk? Margriet: ‘Lakwerk dienbladen en theekistjes werden wel een echte handel en in grote hoeveelheden gemaakt, maar van bureaus als deze zijn er maar vier bekend in de literatuur en dit is voor zover wij weten de enige die is overgebleven. Meubelen namen te veel ruimte in op de schepen, ze verscheepten liever thee en porselein. Mooi is dat dit bureau orgelgebogen is, een stijl die in de Nederlandse barok in de mode was. Voor het meubel is Chinees cipressenhout gebruikt en het hele stuk is rijk gedecoreerd met Chinese landschappen, met pagodes en bamboebladeren. Middenin, aan de binnenkant, is heel prominent een Chinese vaas met bloemen te zien. Die staat in China symbool voor rust en vrede. Dat hebben de kopers indertijd waarschijnlijk niet helemaal begrepen, maar ook zij zullen zoiets wel hebben ervaren als ze aan het bureau schreven. Bureaus als deze kenden de Chinezen zelf helemaal niet, die maakten ze waarschijnlijk na van een afbeelding en interpreteerden daar vervolgens op verder. Dat zie je bijvoorbeeld aan de typische Europese klauwbalpootjes waar de Chinese ambachtslieden T’ao t’ie-maskers van hebben gemaakt. Dit motief van een dierenmasker dateert van duizenden jaren geleden en is te vinden op Chinese bronzen van vóór het christelijke tijdperk.’
'Als ik word gevraagd een boedel te komen bekijken, kan ik het niet laten verder te kijken dan de schilderijen, dat zit in het bloed en zal er ook wel nooit uitgaan.’
De decoratie en het materiaal is typisch Chinees. Is het dus bedoeld voor een Chinese koper? Daatselaar: ‘Meubelen als deze worden normaal gesproken nog steeds gekocht door Europeanen en Amerikanen, nog niet zoveel door Chinezen. Die kennen de vormentaal niet en hebben vooral belangstelling voor kunst van het oude keizerlijke hof, nog niet voor exportwaar. Maar ik weet zeker dat dat gaat komen.’ Het is een uniek stuk, hoe bepaal je dan een waarde als er geen vergelijkingsmateriaal is? Daatselaar: ‘Dat is heel lastig. Twintig jaar geleden werd er nog een kapitaal bedrag voor betaald. Dit Chine de commande-bureau is uitzonderlijk goed bewaard gebleven met zijn originele koperen handgrepen en slotrozetten. De prijs van een meubelstuk als dit is gebaseerd op de zeldzaamheid, de ambachtelijkheid en het materiaal. Je ziet dat het gemaakt is door de beste ambachtslieden. Het duurde heel lang om zo’n meubel te maken. De lak moest laag voor laag worden aangebracht en het duurde maanden om te drogen tussen die fases. Een dergelijk zeldzaam stuk met deze kwaliteit blijft altijd kostbaar. Wij zeggen hier: a thing of beauty is a joy forever.’
Daatselaar Fine Arts & Antiques
Oenselsestraat 50
5301 EP Zaltbommel
T 0418 71 23 00
M 06 54 39 41 08